Na tien jaar geen revanche voor Het Witte Paard 2 tegen Assendelft 1
De eerste wedstrijd van ons 2e in de nieuwe omgeving zit erop. Na 46 jaar weer terug in de 3e klasse NHSB kregen we bezoek van Assendelft 1, onze enige streekgenoot in 3D.
Wat speurwerk in het archief bracht boven water dat onze vorige (en enige?) ontmoeting met deze tegenstander dateerde van 5 februari 2001. Toen speelden wij uit en verloren de wedstrijd in de 2e klasse B nipt: 4½-3½.
Voor drie van onze spelers was dit de gelegenheid om revanche te nemen, al gold dit strikt genomen alleen voor Leendert die toen aan bord 4 verloor terwijl André en Roland aan 5 en 7 wonnen.
De Assendelvers hadden liefst vier recidivisten in de gelederen. De borden 3, 5, 7 en 8 werden toen bezet door respectievelijk A. Lansbergen (remise tegen John Franssen), R. Spruit (verloor van André), R. Brinkman (een nul tegen Roland)en G.J. Teer (winst tegen Joop Dragstra).
De gasten hadden wegens de Assendelver kermis (?) twee invallers, terwijl aan onze kant ik mezelf – in het kader van het streven naar roulatie – niet had opgesteld. Een en ander bleek (achteraf gezien) tot gevolg te hebben dat de gemiddelde rating van beide teams praktisch in evenwicht was.
Het zou dus een spannend gevecht kunnen worden en gezien de uitslag klopte dat ook.
Na zo’n anderhalf uur spelen moest ik constateren dat de balans voor ons naar de verkeerde kant dreigde door te slaan. Hans had zijn witte stukken zoals gewoonlijk degelijk opgesteld, maar werd toen de dupe van een niet onbekend patroon: opmars van een pion met aanval op een stuk en als dat stuk wijkt doet die pion nog een stapje voorwaarts en valt twee stukken tegelijk aan.
Ongeveer tegelijkertijd liet Paul zich een pion afpakken. Verder hadden Robin en Leendert met zwart een mindere stelling. Aan het topbord kreeg André in het Wolgagambiet voor zijn geofferde pion de gebruikelijke druk op de damevleugel, maar meer ook niet, en naast hem zocht Roland naarstig naar een doorbraak in de hekstelling. De enige die op een stellingoverwicht kon bogen was Piet Zegers. Bij diens voornaamgenoot Van Tellingen aan bord 8 was de stelling in evenwicht, al maakte ik mij zorgen om zijn ongedekte loper op b2.
De eerste beslissing viel na goed twee uur spelen. Terwijl ik bang was dat Piet Zegers zijn voordeel, hoewel hij een matdreiging op het bord bracht, na wat afruilen zou zien vervlakken, bleek hij, toen ik na even de speelzaal te hebben verlaten terugkwam, plotseling gewonnen te hebben. Zijn tegenstander besloot tot de door mij geziene afruil, kreeg een venijnige tussenzet (die ik ook had gemist) met aanval op zijn dame voorgeschoteld en kon opgeven.
Piet van Tellingen had inmiddels zijn loper gedekt en vroeg voorzichtig of hij eventueel remise mocht maken. Met het oog op de stand op de overige borden had ik hem misschien een ontkennend antwoord moeten geven maar na wat afruilen zat er voor Piet objectief gezien niet veel meer in. Om half 11 werd de puntendeling een feit.
Daarna veranderde binnen een kwartier inderdaad de voorsprong in een achterstand.
Hans had ogenschijnlijk na zijn stukverlies nog wat terug kunnen krabbelen maar op den duur groeiden de problemen hem toch boven het hoofd.
Roland mocht blij zijn dat de stelling zo gesloten was dat hij ondanks het bij een mislukte doorbraakpoging opgelopen kwaliteitsverlies met remise weg kwam.
Leendert was in het middenspel op dwaalwegen geraakt; hij verloor een stuk, probeerde nog wel wat dreigingen te creëren maar uiteindelijk werd zijn koning door twee torens en de dame van wit opgebracht (of moet het zijn omgebracht?).
Onze debutant Paul had te maken met de evenals hijzelf ratingloze maar wel geroutineerde Jean Louis van Ollefen. Met een pion achterstand hield hij door actief optreden van zijn torens probleemloos remise tegen deze ex-Witte Paarder (1987-1999, verloor in 1998 aan bord 8 van ons 2e in de 1e klasse van ene Roland van Soest van De Pion 1).
Restten nog de partijen van André en Robin. Laatstgenoemde had een kwaliteit en enkele pionnen moeten inleveren en bovendien veel tijd verbruikt. Met nog enkele zetten te doen had hij nog 35 seconden terwijl zijn tegenstander 35 minuten over had. Deze dacht onder die omstandigheden de kwaliteit wel terug te kunnen geven maar kwam toen tot de ontdekking dat er een eindspel met lopers van ongelijke kleur op het bord kwam, wat hij ondanks twee pionnen meer niet kon winnen.
Alleen een overwinning van André zou ons nu nog een gelijkspel kunnen brengen, maar zover liet zijn tegenstander het niet komen. In een stelling waarin de Castricumse Assendelver veruit de beste kansen had nam hij genoegen met remise door herhaling van zetten.
Geen revanche dus, opnieuw de kleinst mogelijke nederlaag: 3½-4½.