Eerste team sluit in mineur af
Op een dag waar ook op ander gebied het nodige misging heeft Het Witte Paard weer eens afstand moeten doen van zijn KNSB-status.
Gezien de goede klasseringen in de voorafgaande seizoenen een onverwachte tegenvaller maar als climax van de matige wedstrijdenreeks dit seizoen wellicht niet geheel onlogisch. Al leek de opdracht om tegen de laatst overgebleven concurrent (die net zo matig tegen de topzeven presteerde) 4 bordpunten te scoren lange tijd haalbaar.
Jan Brink zat natuurlijk nog niet in zijn vertrouwde schaakritme en werd daarbovenop ook weer geconfronteerd met de Franse verdediging (kon getuige de database door de teamleider niet voorzien worden!). Het pionnetje op a4 oogde niet giftig maar een verkeerde terugtocht met de dame leverde hem al snel onoverkomelijke problemen op.
Maar aan de topborden liep het inmiddels naar wens wat vooral bij Jan Roebers mooi meegenomen was aangezien hij op subtiele wijze de te gewaagde opzet van hun sterkste speler afstrafte en kwaliteitswinst afdwong.
Ikzelf (CdS) kreeg de niet te onderschatten opdracht om een tactisch aan bord 1 opgestelde speler het vuur aan de schenen te leggen. Zéker toen ik ook nog eens met ‘u’ aangesproken werd was ik nog meer op mijn hoede en leverde zowaar een puike partij af!
Toen vervolgens André na een variant op de ‘Geeuw van de Leeuw’ kundig had aangetoond dat zwart daarin helemaal niets te hopen heeft en een remiseaanbod kon aannemen leken we met een 1½-2½ voorsprong toch aardig op koers te zitten.
Alexander kon de belofte om in zijn voorlopig laatste(?) competitiewedstrijd in ieder geval niet door zijn vlag te gaan geen gestand doen en ook in de partij van Tjerk bracht tijdnood ons niet veel goeds. Door een onderste rij motief moest hij z’n dame inleveren, 3½-2½.
De partij van Paul leek nu allesbeslissend te zijn en na de opening (waarbij zijn Belgische tegenstander ook nog eens drie kwartier te laat arriveerde) had ik er alle vertrouwen in: de stukkenactiviteit uit een ‘Marshall’ zonder een pion achter te staan! Hoewel wit zich creatief verdedigde was diens koningsstelling op zeker moment rijp voor een eenvoudige sloop. Het stukoffer waar Paul voor koos was niet nodig maar had ook nog tot succes kunnen leiden.
Weliswaar met de nodige finesses maar die zijn normaal gesproken aan Paul wel besteed, echter dit seizoen helaas dus niet!
Ondertussen was de aandacht verplaatst naar de partij van Christiaan maar pas nadat zijn tegenstander na een rustige manoeuvreerpartij waarin het evenwicht niet verbroken leek op de 40e en laatste zet voor de tijdcontrole een enorme bok schoot. De Amsterdammer plaatste echter laconiek de loper op een ander veld waar ik als assistent-wedstrijdleider gek genoeg de enige getuige van was. Een duidelijk geval van losgelaten maar na het bekende oeverloze gediscussieer hebben we met het oog op de wedstrijd die al beslist was de zaak maar ‘in den minne geschikt’. Al zal dit staaltje van barmhartigheid niet door iedereen begrepen worden.
VAS 2 - Witte Paard 1 5 – 3
Ticho Cornelisse (1910) - Chris de Saegher (2208) 0 – 1
Han Sinke (2184) - Jan Roebers (2163) 0 – 1
Joris van Vuure (2154) - Christiaan Molenaar (2042) ½ - ½
Roel Dormits (1997) - Tjerk van Blokland (1985) 1 – 0
Milan Ramer (1910) - Jan Brink (1999) 1 – 0
Gerrit Visser (2046) - Paul van Haastert (2018) 1 – 0
David Kleeman (1974) - André Meester (1815) ½ - ½
Patriek Tromp (1958) - Alexander Kretzschmar (1821) 1 – 0