Haarlemmer gehandicapte paarden draafden toch nog het best

“Volgende week vrijdag, 31 januari, staat de wedstrijd tussen Het Witte Paard en HWP Haarlem 3 gepland.
Nu heb ik inmiddels vier afzeggingen en is een speler onzeker. Daarnaast zeggen de mogelijke invallers tot nu toe ‘neen, helaas’.
Vandaar mijn vraag of het voor jullie mogelijk zou zijn om de wedstrijd met één week te verplaatsen, i.e. op vrijdag 07 februari.”

Aldus het mailtje dat ik een week voor de wedstrijd Het Witte Paard N1 – HWP Haarlem N3 kreeg van hun teamleider Sylvain de Ruijter.
Helaas voor hem kon ik aan dit verzoek niet voldoen, want op 7 februari staat onze bekerwedstrijd tegen Koedijk op de agenda.

Aan onze kant lukte het ook maar net om een achttal op de been te brengen. Piet had al lang van te voren laten weten dat hij op 31 januari in Londen zou verblijven en Robin besloot, ook in verband met de onderwijsstaking, een korte vakantie te genieten. Van de reserves vielen Leendert en Bob af maar Paul en Albert waren bereid om de open plaatsen in te nemen, zij het niet aan het 2e en 4e bord.

Even over achten waren toch 8 Haarlemmers gearriveerd. Inderdaad onder hen 4 invallers, maar wel met ratings van, voor de 2e klasse, redelijk niveau.

Zo zat aan bord 2 Adrie Pancras (rating 1825/1837 )*). Tegen zijn vader, Paul Pancras, tussen 1962 en 1986 8 maal clubkampioen van het toen nog bescheiden HWP, heb ik in de jaren ’90 van de vorige eeuw vier keer in het NHSB veteranentoernooi gespeeld (1 uit 4).

De invaller aan bord 6, Jan van Dorsselaer (rating 1684/1676), ontmoette ik in die jaren twee keer (½ uit 2). Hij is inmiddels 85 jaar oud.

Tot zover – excuses – deze ietwat wijdlopige inleiding tot het duel tussen de nummers 2 en 7 (na 3 ronden), een flink verschil dus, in de 2e klasse C NHSB.

Nu doet zich – maandagmiddag, als ik het eigenlijke verslag denk te beginnen – het vervelende feit voor dat ik me van het verloop van de partijen weinig meer voor de geest kan halen. Ouderdomsverschijnsel?
Een ook alweer verloren invalbeurt op zaterdag in ons KNSB-team heeft mogelijk een en ander ‘overschreven’. Daarom per e-mail de spelers om details verzocht. Met het volgende resultaat, in volgorde van het scoreverloop.

0-1, bord 8, Albert de Wit (903/907) – Frits Bakkes (1533/1647) 0-1
Albert had terecht de indruk dat het in het begin best goed ging. Zijn lange rochade was ietwat gewaagd, wat vooral bleek toen hij zijn zwartveldige loper ruilde tegen een paard. De witte koningsstelling kreeg het zwaar te verduren maar een matdreiging zat er niet direct in. Na een ongelukkige loperzet ging dat stuk verloren en toen ging het snel bergafwaarts.

0-2, bord 5, Kir Teo (1743/1724) – Hans van Heems (1480/1453) 1-0
Hans – volgende keer speel je met wit, hoor – kreeg al snel een niet zo fraaie dubbelpion op de d-lijn. Ook bij hem een matdreiging, die de voorste pion kostte. Wit had steeds het initiatief en het lukte Hans niet om in een eindspel met lopers en minuspion een witte doorbraak te voorkomen.

½-2½, bord 1, H. J. Gabriëls (1825/1789) – André Meester (1870/1820) ½-½
André haalde tegen 1.e4 voor het eerst sinds lange tijd het Frans weer eens van stal. Maar de Tarrasch-variant (3.Pd2) verraste hem, waarna hij met defensieve zetten probeerde de lastige stellingsproblemen het hoofd te bieden. Tot zijn geluk speelde wit op safe, ruilde diverse stukken af en bood remise aan op het moment dat André nog gevaar vreesde.

1½-2½, bord 7, Jan van Dorsselaer (1684/1676) – Jelle Groot (1235/1269) 0-1
Hier kwam het Schots Vierpaardenspel op het bord, waarin Jelle de rochade uitstelde tot zet 12. Hij had toen een iets betere stelling volgens Fritz. Dat veranderde in groot voordeel toen wit even later in een door hem begonnen stukkenruil het verkeerde pad koos en een kwaliteit inboette. Na verdubbeling van de zwarte torens op de 2e rij gaf wit er de brui aan. Een door Jelle knap gespeelde partij.

2-3, bord 2, Roland van Soest (1773/1803) – Adrie Pancras (1825/1837) ½-½
Met de Caro-Kann kon Roland evenals bij Tata redelijk uit de voeten. Na de opening ontstond een lastig spel, met penningen en afruilmogelijkheden. Zijn tegenstander voorkwam door Roland beoogde offerkansen en forceerde een overgang naar een dame-toren eindspel waarin , ondanks wederzijdse pogingen om nog wat voordeel te behalen, remise tenslotte onvermijdelijk was.

2-4, bord 4, Emil Aktas (1408/1413) – Sylvain de Ruijter (1712/1726) 0-1
2-5, bord 6, Paul Boelens (?/?) – Chris Rensink (1664/1664) 0-1
Van Emil en Paul bereikte mij geen nadere informatie. Twee nederlagen, van het partijverloop weet ik niet anders te melden dan dat hun tegenstanders het ratingverschil waar maakten.

2-6, bord 3, Bart de Valk (1799/1788) – Jan Rot (1766/1679) 1-0
De slechte eindspelbehandeling die me in het Tata toernooi in meerdere partijen op verlies kwam te staan, stak ook nu de kop op. Al snel overzag ik een standaard loperoffer op h7, wat volgens Fritz zowel bij aannemen als weigeren wit een zo goed als gewonnen stand opleverde. Ik nam de loper niet en zag vervolgens mijn tegenstander niet profiteren. Na diverse mindere zetten aan beide kanten kon ik me met een sterke loper als compensatie voor het inleveren van de kwaliteit niet ontevreden voelen. Maar toen ik in plaats van ook nog een sterk paard op d5 te posteren koos voor een falende poging om de kwaliteit terug te winnen, ging het mis.

Een pijnlijke nederlaag dus, die ons op de ranglijst een zorgelijke 7e plek oplevert. In de volgende ronde, eind deze maand tegen ZSC-Saende N1, zal daar weinig verbetering in komen, vrees ik. De laatste twee wedstrijden zullen punten moeten opleveren, waarbij vooral die in de slotronde, uit tegen Assendelft, wel eens cruciaal kan zijn.

Het is nu dinsdagavond, tijd om dit gewrocht te beëindigen en gereed te maken voor – alweer excuus – le late publicatie op onze website.
En ik ga toch maar doorschrijfnotatiebiljetten bestellen.

*) de ratings tussen haakjes zijn die van 1/11 ’19 en 1/2 ’20.